FEESTDAGEN ACHTER HAARENS PRIKKELDRAAD
Uit het Contactblad van de Stichting 1940-1945 – winter 2024 mochten we dit artikel overnemen. Peter Bak is de auteur van het boek ‘Een oord van bang wachten’. Dat gaat over Haarendael in de oorlog.
FEESTDAGEN ACHTER HAARENS PRIKKELDRAAD
Sigaren, appelflappen en warme punch zonder alcohol
Het grootseminarie in Haaren, tussen Tilburg en Den Bosch, was van najaar
1941 tot begin 1943 ingericht als gijzelaarskamp. Daarna fungeerde het
gebouw tot de bevrijding als Polizeigefängnis. Memorabel was de feestelijke
viering van kerst en oudejaarsavond in 1942, met dank aan de aimabele
kampcommandant Wacker
Door Peter Bak
‘Kerkkoor en mannenkoor waren deerlijk
gehavend,’ herinnerde de hervormde predikant
Ottho Heldring zich later nog goed. ‘De versierings-
commissie was in haar geheel ontslagen,
het orkest sterk vermagerd.’ Heldring, directeur
van een filantropische instelling in het Gelderse
Zetten, behoorde tot de vierhonderd gijzelaars
die eind 1942 door de Sicherheitsdienst in het
Haarense grootseminarie werden vastgehouden.
In hun midden leefden grootse plannen voor de
viering van kerst, maar die leken door de Duitsers
om zeep te worden geholpen. Op 17 december,
’s avonds tegen half tien, kwam kampcommandant
Heinrich Wacker met een aantal vellen papier in
zijn hand de eetzaal binnenlopen. ‘Ruhe bitte!’
Wat had Wacker op dit tijdstip van de dag nog te
melden? Was er weer ergens in Nederland een
aanslag gepleegd waarvoor een aantal van hen
moest boeten?
‘Die folgende Personen werden Morgen entlassen,’
ging Wacker verder, waarna hij in alfabetische
volgorde namen begon af te lezen, meer dan
honderd. Applaus steeg op, gelukwensen klonken,
handen werden gedrukt, tranen weggepinkt. Drie
autobussen verlieten de volgende dag, aan het
einde van de middag, het grootseminarieterrein,
met als bestemming station Vught. Driehonderd
gijzelaars moesten in Haaren achterblijven. Hun
wachtten kerstdagen in gevangenschap. Die
verliepen, ondanks de teleurstelling, zeer feestelijk,
maar op oudejaarsochtend kwamen SS-bewakers
de cellen binnenstormen, bajonetten op hun
geweren. Vrede op aarde was weer even heel ver
weg.
Met je leven borg staan
Vijftien maanden eerder, 9 september 1941,
dinsdag: het dorp Haaren is in rep en roer. ‘’t
Simmenarie is dur de Duitsers gevorderd en
moet ontrùmd worre,’ luidt de roep die door de
straten gaat. De honderdvijftig leerlingpriesters
en hun docenten hebben tot zaterdag, twaalf uur
’s middags, de tijd het gebouw te ontruimen.
‘Hotel Haaren’ verandert langzaam
maar zeker in een ‘echte’
gevangenis
Twee maanden later arriveren de eerste nieuwe
bewoners in het Haarense grootseminariegebouw:
vierenvijftig man uit kamp Amersfoort en ruim
tweehonderdvijftig man uit het Duitse kamp
Buchenwald. De Amersfoorters zijn opgepakte
verzetslui: communisten. Zij moeten in Haaren
hand- en spandiensten verlenen, als keukenhulp,
kleermaker, kapper, monteur, administrateur.
De groep uit Buchenwald bestaat uit ‘Indische
gijzelaars’: vooraanstaande Nederlanders die zijn
opgepakt als vergelding voor het interneren van
Rijksduitsers in Nederlands-Indië.
De Indische gijzelaars verhuizen in mei 1942 naar
het kleinseminarie ‘Beekvliet’ in het naburige
Sint-Michielsgestel. Algauw wordt een nieuwe
groep gijzelaars het Haarense grootseminarie
binnengebracht: achthonderd prominenten die
met hun leven borg moeten staan voor orde en
gezag in bezet Nederland. Op 15 augustus 1942,
nadat in Rotterdam een aanslag op een trein van
de Wehrmacht is gepleegd, voegen de Duitsers de
daad bij het woord. Vijf gijzelaars (twee uit Haaren)
worden in de bossen bij Goirle gefusilleerd. Twee
maanden later staan in Woudenberg opnieuw
twee Haarense gijzelaars voor het vuurpeloton, als
vergelding van sabotageacties in Twente.
De executies maken in Haaren uiteraard diepe
indruk en zorgen voor een macabere sfeer. Na
die vijftiende augustus is de dreiging van de
vergeldingsdood iedere minuut van de dag
voelbaar. Ook het seminariegebouw heeft
ondertussen grimmiger trekken gekregen.
De ramen op de eerste verdieping zijn
dichtgemetseld, op een tralievenstertje van vijftig
bij dertig centimeter na. ‘Hotel Haaren’, zoals
gijzelaars het gebouw wel noemen, verandert
langzaam maar zeker in een ‘echte’ gevangenis,
met overeenkomstige bewoners: opgepakte
verzetsstrijders – en ook Joden. Tussen mei 1942
en januari 1943 is Haaren de verblijfplaats van
honderdnegentig Joden. Slechts vijf van hen zullen
na de bevrijding in Nederland terugkeren.
Bakjes aan touwtjes
De gearresteerde verzetsstrijders bevolken de
lange gang op de eerste verdieping: zwijgende
gevangenen met bleke gezichten die in bange
afwachting zijn van hun proces. De gijzelaars
noemen de gang ‘de Lange Jammer’ en kunnen de
bewoners zien vanuit de eetzaal. Die kijkt namelijk
uit op de binnenplaats waar de gevangenen
dagelijks een halfuur worden gelucht. Hun aantal
groeit gestaag, het gebouw wordt te klein. Daarom
worden begin november 1942 tweehonderd
gijzelaars naar Sint-Michielsgestel overgebracht.
Anderhalve maand later, een week voor kerst,
worden ruim honderd ‘Haarinezen’ vrijgelaten.
Onder de driehonderd achterblijvers strijden
ontgoocheling en onzekerheid om voorrang,
gevoelens die echter ook saamhorigheid kweken
en een onvergetelijke kerstfeest in gevangenschap
tot gevolg hebben. De Haarense burgemeester
Alphons Panis, die op goede voet staat met de
aimabele kampcommandant Wacker, zorgt voor
kerstbomen; de Bossche vestiging van V&D
levert versieringsartikelen en appelflappen; de
Eindhovense tabaksfabriek Mignot & De Block
heeft in Haaren kistjes met sigaren afgeleverd.
Op Kerstavond is alles gereed, ook de kribbe
die door de knutselploeg is vervaardigd. Tegen
achten stromen de driehonderd gijzelaars de
eetzaal binnen. Het buffet staat onder kerkelijke
supervisie. Dominee Heldring beheert het plateau
met appelflappen, terwijl mgr. F.N.J. Hendrikx,
De smokkelexpres draait tijdens
de feestdagen op volle toeren
vicaris-generaal van het bisdom Den Bosch, over
de sigaren gaat en de remonstrantse theoloog
Bert van Holk zakjes met suikergoed uitdeelt. Aan
het einde van de rij tafels wacht op elke gijzelaar
een glas warme punch – zonder alcohol. Wanneer
het middernachtelijk uur nadert leest Van Holk
een aantal gedichten voor, Hendrikx draagt een
nachtmis op. Daarna treedt het kerkkoor aan,
uitgedund weliswaar, maar de Mis van Perosi klinkt
er niet minder indrukwekkend om.
Kerstmorgen begint met een bezielende preek van
de hervormde zendingstheoloog Hendrik Kraemer.
’s Middags volgt een viering in de eetzaal waar
ook de ‘Amersfoorters’ bij aanwezig zijn, de groep
gevangenen die al ruim een jaar in Haaren zit en
het gijzelaarskamp huishoudelijk draaiende houdt.
De andere gevangenen, van ‘de Lange Jammer’
op de eerste verdieping, zitten in hun cel, maar
worden niet vergeten. De smokkelexpres draait
tijdens de feestdagen op volle toeren. Vanuit de
tweede verdieping, door de celraampjes, laten
gijzelaars aan touwtjes het ene bakje na het
andere neer, met daarin brood, ham en leverworst.
Ontsnapping
Ook de jaarwisseling willen de gijzelaars geza-
menlijk vieren. ‘Wij waren toch van één grote
familie en wij woonden toch onder éénzelfde dak,’
schreef Jan de Quay, de latere premier, naderhand
in het Gedenkboek gijzelaarskamp Haaren. Een
gereformeerde domineeszoon uit het Zuid-
Hollandse Nieuwveen lijkt echter roet in het
eten te gooien. Zijn naam is Wim Speelman en
hij is de grote man achter de verspreiding van
het verzetsblad Vrij Nederland. Speelman is op 9
december 1942 in Amsterdam gearresteerd en
naar Haaren overgebracht. Algauw ontdekt hij
dat de tralies voor zijn celraam niet onwrikbaar
zijn; ze zijn van geknipt betonijzer en hebben dus
scherpe uiteinden. Door aan de tralies te draaien
boren ze zich in de bakstenen en komen ze los. Op
30 december wrikt Speelman de laatste tralie los;
tegen middernacht wringt hij zich door het venster
en laat hij zich aan een touw van aan elkaar
geknoopt beddengoed naar beneden zakken.
De ontsnapping van Speelman, die een maand
later een van de oprichters van het protestantse
verzetsblad Trouw zal zijn, wordt op de vroege
oudejaarsmorgen ontdekt. De gijzelaars worden
naar de eetzaal gedreven waarna bewakers,
Nederlandse SS’ers, de cellen ondersteboven keren
en met hun bajonetten in het wilde weg onder
bedden steken.
In Haaren kon eigenlijk alles,
als het maar binnen het
prikkeldraad bleef
Thomasvaer en Pieternel
In de loop van de dag keert de rust weer. En wordt
toch met de organisatie van de oudejaarsviering
begonnen, oogluikend toegestaan door kamp-
commandant Wacker. ‘In Haaren kon eigenlijk
alles,’ aldus De Quay, ‘als het maar binnen het
prikkeldraad bleef en als de commandant maar
geen last kon krijgen met zijn ondergeschikten.’
Voor één ding is Wacker namelijk bang: dat hij
door het bewakende personeel wordt aangegeven
wegens te grote toegevendheid. Dit leidt er
bijna toe dat hij de oudejaarsviering alsnog
verbiedt. Een wacht ontdekt dat feestkleren
het grootseminarie zijn binnengesmokkeld: de
kostuums waarin twee gijzelaars Thomasvaer en
Pieternel gestalte willen geven, personages uit de
achttiende-eeuwse klucht De bruiloft van Kloris en
Roosje. Die wordt rond Oud en Nieuw traditioneel
na het laatste bedrijf van Vondels treurspel
Gijsbrecht van Aemstel opgevoerd.
De vondst doet Wacker uit zijn slof schieten, maar
hij eist niet dat de kostuums worden ingeleverd.
Dus kan de voorstelling doorgaan: Thomasvaer
en Pieternel bezien op humoristische wijze de
achterliggende maanden in Geisellager Haaren.
Na afloop van de voorstelling wordt twaalf
maal met een houten hamer op een holle buis
geslagen. Het jaar 1943 is aangebroken en
brengt tien dagen later, op 11 januari, grote
verandering: de driehonderd gijzelaars worden
naar Sint-Michielsgestel overgebracht. Haaren is
gijzelaarskamp af en alleen nog Polizeigefängnis.
Een oord van bang wachten voor gearresteerde
verzetsstrijders, anderhalf jaar lang, tot september
1944, wanneer de geallieerden de grens
overtrekken en de gevangenis wordt ontruimd.
Dan zijn inmiddels honderd gevangenen in kamp
Vught terechtgesteld. Zeshonderd zullen in een
concentratiekamp sterven.