Skip to content

Jan Spierdijk

Jan Spierdijk 4-10-1919 – 10-2-1997
De dichter Jan Spierdijk werd in Haaren in 1942 bij de gijzelaars geïnterneerd omdat in het huis waar hij woonde joodse onderduikers onder de trap verstopt waren.
Eigenlijk behoorde hij daardoor niet tot de “reguliere” preventieve gijzelaars, die waren opgepakt omdat zij een landelijke bekendheid hadden, of een belangrijke maatschappelijke functie uitoefenden. Hij schreef wel ook voor De Waarheid, de communistische krant.
In het blauwe gijzelaarsherdenkingsboek van Haaren staat hij vermeld als kantoorbediende. Hij werkte op het bureau van een verzekeringsmaatschappij, daarnaast studeerde hij Engels.
Tot de gegijzelden behoorden onder anderen de politiecommissaris van Rotterdam, Philips-directeur Frits Philips, en tot de bekende personen o.a. de schrijver Simon Vestdijk. In totaal ruim 700 gijzelaars.

“Den jongen dichter” Spierdijk leverde bijdragen aan de culturele avonden die door de gegijzelden georganiseerd werden. Hij schreef ook enkele stukjes in de gestencilde kampkrant Adam in ballingschap, onder het pseudoniem J.S.
In Haaren kwam hij in contact met de hoofdredacteur van De Telegraaf waar hij in 1949 voor is gaan schrijven.

Jan Spierdijk zag in ’42 in Haaren op de binnenplaats de gevangen gezette Jan Campert (de vader van schrijver en dichter Remco Campert). Toen bekend werd dat de auteur van het bekende gedicht ‘De achttien doden’ in het concentratiekamp* omgekomen was schreef Jan Spierdijk een In Memoriam. (zie afbeelding)
Onder het gedicht staat getypt 1943 maar met de hand geschreven, in inkt: “Haaren 1942” en “gepubliceerd in ‘De Waarheid[‘] en ‘Sonnetten en andere verzen’ “.
Op het typoscript staat rechtsboven nog een notitie met potlood, vermoedelijk: “gepubl Waarheid”.
Hij schreef in de oorlogstijd nog meer gedichten die aan Haaren gerelateerd kunnen worden: Brieven (Ze zijn mij lief, die paar verslenste brieven, … – Haaren 1942), Billets doux in Haaren, Thuiskeer, Weerzien, De illegale strijders, en gedichten voor Maarten van Gilse en voor Matthew Arnold.

Jan Spierdijk is na een aantal maanden weer vrijgelaten, tot nu toe is het onduidelijk waarom dat gebeurd is. Hij is niet mee naar Sint-Michielsgestel overgebracht, toen werden wel meer gegijzelden vrijgelaten.

*Peter Bak schrijft in zijn boek Een oord van bang wachten over Jan Campert dat die als ‘jodenhelper’ nogal veel geld vroeg voor zijn hulp aan een naar België vluchtende joodse jongen (Van Raalte). Daarbij is hij betrapt (juli 1942) en net als zijn kompaan, de journalist Martien Nijkamp, als “grensoverschrijder” naar de Bredase gevangenis gebracht. In oktober 1942 zijn ze naar Haaren getransporteerd en na een maand via Amersfoort naar KZ Neuengamme (bij Hamburg), begin 1943 zijn ze daar omgekomen. Later is ook bekend geworden dat Jan Campert in het concentratiekamp zich ten koste van andere gevangenen probeerde te handhaven.
Dat was allemaal nog niet bekend toen Jan Spierdijk zijn gedicht schreef.

Gerard Monté
vrijwilliger bibliotheek Gedenkplaats
januari 2025

Het gedicht is ook gepubliceerd in het literaire ts. Ad Interim – te lezen op de website van de Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren:
https://www.dbnl.org/tekst/_adi001194701_01/_adi001194701_01_0194.php

Jan Spierdijk schreef in dat tijdschrift ook nog over Een laatste ontmoeting met Jan Campert:
https://www.dbnl.org/tekst/_adi001194701_01/_adi001194701_01_0193.php
Het artikel geeft tevens een interessant inkijkje in het dagelijks leven op “Haarendael”.

Back To Top