Preventieve gijzelaars
Het idee om burgers vast te zetten en te dreigen met de executie van deze mensen als represaillemaatregel voor verzetsacties was niet nieuw voor de Duitsers. AI in 1939 was bij de voorbereidingen voor de aanval op West-Europa in Duitse legerkringen opgemerkt, dat het een optie was om gijzelaars vast te zetten om daarmee eventuele verzetsacties van de bevolking in de kiem te smoren!
In het begin van de bezetting van Nederland, op 10 mei 1940, werden al snel verzetsacties gepleegd om de belangen van de bezetter te schaden. Daarop besloten de Duitsers daadwerkelijk personen te interneren die met hun leven voor sabotagedaden borg gingen staan. Dit moesten vooraanstaande burgers in de Nederlandse maatschappij zijn. Te denken valt aan leidende industriëlen, mensen uit de handel en de politiek, artsen, leraren, geestelijken, etc., bij voorkeur afkomstig van verschillende politieke richtingen. Dit waren de Präventiv Geiseln, ook wel preventieve of anti-verzetsgijzelaars.
Op 4 mei 1942 werden 460 personen uit heel Nederland opgepakt en in het Klein Seminarie Beekvliet in Sint Michielsgestel ondergebracht. Bij een volgende actie op 13 juli 1942 werden nogmaals 800 mensen opgepakt en in het groot-seminarie, c.q. Kamp Haaren, opgesloten. Het waren er zoveel dat al op de tweede dag door de kampleiding besloten werd een honderdtal mensen vrij te laten. Personen die ouder dan 65 jaar of ziek waren, die bij vergissing waren opgepakt en ook personen die Duitse sympathieën hadden, mochten naar huis terug. Uiteindelijk kwamen er in Haaren 642 gijzelaars vast te zitten. Ongeveer één derde kwam uit de handel en industrie, 130 waren arts, advocaat of hadden een ander vrij beroep, 60 kwamen er uit het onderwijs, circa 100 personen waren in openbare dienst (rijk-provincie-gemeente) en ongeveer 60 personen waren priester of dominee. Een kleiner aantal was student, werkte in de landbouw, bij de vakbond, of was zonder beroep. Uit een op 3 augustus 1942 gehouden telling (zie kampkrant 1) blijkt, dat er op die dag nog 599 preventieve gijzelaars waren.
Zij kwamen uit alle provincies, de meesten uit Noord en Zuid-Holland (111 & 137), uit Friesland en Drenthe maar enkelen (9 en 7). Enkele bekende namen zijn: prof. Jan de Quay, later minister-president, Frits Philips, de gebroeders en musici Hendrik en Willem Andriessen, de vader van Ruud Lubbers, zanger Lou Bandy en de komiek Buziau. Uit de telling blijkt dat er af en toe gijzelaars werden vrijgelaten. Op 6 november 1942 werd een groep van 197 personen overgebracht naar Beekvliet en op 17 december 1942 mochten er 109 personen naar huis. De dan nog overgebleven gijzelaars worden op 11 januari 1943 overgebracht naar Beekvliet, waarna Kamp Haaren geen ‘preventieve gijzelaars’ meer had.
Ook op Beekvliet werden zo nu en dan personen vrijgelaten, anderen bleven gegijzeld tot ze op 5 september 1944 naar Vught gebracht werden. Op 17 september van dat jaar werden allen vrijgelaten, omdat Kamp Vught opgeheven werd wegens de nadering van de geallieerden.
Het verblijf in Kamp Haaren
Al vrij snel na aankomst in juli 1942 werd een interne organisatie opgezet. Daarbij wees men ‘blokhoofden’ aan. Prof. Goudriaan werd gevraagd om op te treden als vertrouwensman. Zijn taakomschrijving luidde: ‘Het verblijf in het Haarensche kamp, zoo dragelijk mogelijk te maken’.
De gijzelaars hadden een andere positie dan de ‘gewone’ gevangenen. Binnen het prikkeldraad hadden ze grote bewegingsvrijheid. Wel was hun eten slecht. Het stond bekend als ‘flots’, een soort koolsoep. Maar omdat de gijzelaars pakketten mochten ontvangen en de inwoners van de omliggende dorpen (o.a. Haaren, Helvoirt en Oisterwijk) voedsel inzamelden, dat met ‘het karretje van Haaren’ werd binnengebracht, werd het eten beter. Er was soms zoveel eten, dat er wel eens duizend boterhammen werden gesmeerd die de dokters aan de gevangenen gaven, als ze hun ziekenronde maakten.
Onder leiding Dr. M. Steyns werd op een ziekenzaaltje hulp aan zieke gijzelaars geboden. Ter plekke werd regelmatig vastgesteld dat een onderzoek in het Bossche ziekenhuis noodzakelijk was. De familieleden van ‘de patiënt’ werden dan van te voren op de hoogte gebracht. Zij troffen de patiënt dan vaak in een Bossche horecagelegenheid.
Hoewel er censuur was op de post, verlieten dagelijks tot enkele honderden brieven op illegale wijze het gebouw. Bekend is het verhaal van de echtgenote die met kind en kinderwagen op bezoek kwam. Toen ze weer wegging, lag het kind niet alleen op een matrasje maar ook op ongeveer 800 brieven, die zo het gebouw uit werden gesmokkeld. Er was zelfs een radio in het gebouw. De Duitse commandant wilde graag het nieuws blijven volgen en had aan Frits Philips gevraagd of hij voor een radio kon zorgen. Omdat de bevelhebber de Nederlandse taal niet machtig was, werd de radio op de gang gezet. Indien nodig konden Nederlandse gijzelaars vertalen.
Ondertussen kwam er een sociaal cultureel leven op gang. Activiteiten werden ondernomen om invulling te geven aan de dagen. Er werd een kampkrant gepubliceerd. Het eerste nummer kreeg als dagtekening 15 augustus 1942, maar verscheen pas een week later. Bij de tweede uitgave van 29 augustus 1942 heeft de krant een naam: ADAM in BALLINGSCHAP. De bedenker van deze naam, waarvoor een wedstijd uitgeschreven werd, mocht een boek uitzoeken in de bibliotheek, de tweede prijs was een doos Carnegie-sigaren. Vervolgens verscheen elke week een kampkrant, waarin talloze onderwerpen ter sprake kwamen. De laatste editie in Haaren was nr. 19 en kwam uit op 1 januari 1943. In St. Michielsgestel verscheen de laatste uitgave, nummer 21/22 op 23 januari 1943. De Duitsers hadden ontdekt dat een gijzelaar op illegale wijze een exemplaar naar buiten gesmokkeld had. Het was de aanleiding voor een verbod op het uitgeven van de kampkrant.
Na de oorlog schreef één van de gijzelaars, Jo Hoffs, onder het pseudoniem Hans Leenderts, in diverse kranten artikelen onder de titel ‘ADAM UIT BALLINGSCHAP’. Een aantal hiervan werd gebundeld in het boek ‘Balling. Zes maanden gijzelaar in Haaren’. De kampkranten zelf werden door de Gedenkplaats Haaren gereproduceerd (zie de lijst van boeken die door de Gedenkplaats Kamp Haaren werden gepubliceerd en voor scans van de kampkrant, elders op deze site).
Op sportief en intellectueel gebied werden ook activiteiten ondernomen. Op de kamers, in de aula en onder de hoge beukenbomen werd gekaart. Ook de ‘Haarense Volksuniversiteit’ had veel belangstelling. Lezingen werden gehouden over allerlei onderwerpen, en de gijzelaars konden een cursus Spaans volgen. Onderling hielden de gijzelaars een voetbalcompetitie met zes elftallen. De Nederlandse Voetbalbond stelde zelfs een medaille beschikbaar. Ook de tennisbanen werden veelvuldig gebruikt. Op 16 september 1942 was er een ‘GROOTE SPORTDAG’, de winnaars kregen een heus diploma. De bekende componisten Hendrik en Willem Andriessen componeerden het ‘Lied van Haaren’ en lieten hun medegijzelaars regelmatig genieten van een door hen gegeven concert. Het zangkoor stond onder leiding van Jo Juda, een bekende violist. En in het voorportaal van de kapel werd een timmerwerkplaats ingericht.
Uit het bovenstaande blijkt dat de gijzelaars een grote creativiteit aan de dag legden om een zo goed mogelijke invulling te geven aan hun gedwongen verblijf. Hierdoor kan de indruk ontstaan dat het allemaal wel mee viel achter het prikkeldraad. Bedenk wel dat het een gedwongen verblijf was. Ver van huis en familie. En steeds met in het achterhoofd de gedachte dat zij met hun leven borg stonden voor sabotagedaden door anderen. Tot tweemaal toe werd het leven van de gijzelaars ruw verstoord, toen enkelen van hen op 15 augustus 1942 en 16 oktober 1942 daadwerkelijk hun leven moesten geven voor een vuurpeloton! Het groot-seminarie Haaren deed als gijzelaarskamp dienst van 15 november 1941 toen de eerste Indische gijzelaars aankwamen, tot 11 januari 1943 toen de laatste preventieve gijzelaars overgeplaatst werden naar Beekvliet. Tot aan de bevrijding was Kamp Haaren daarna nog wel in gebruik als Polizeigefängnis.